Geschiedenis van Renesse

Zeeland is, zoals de naam al aangeeft, land gewonnen uit zee. Maar niet alle gebieden zijn ontstaan door bedijking van schorren. Aan de westkant van Schouwen bijvoorbeeld, lag 3000 jaar voor Christus al een lage kust van strandwallen en oude duinen. Dit gebied is sinds de nieuwe steentijd voortdurend bewoond geweest. Zo hebben archeologen bij Haamstede resten van een nederzetting uit circa 2460 voor Christus gevonden. Ook op andere plaatsen in deze kuststrook laten archeologische vondsten zien dat deze streek al duizenden jaren lang bewoond is. Dat is niet verwonderlijk. In deze duinzoom woonden de mensen hoog en veilig genoeg voor de vele stormvloeden die deze streken door de eeuwen heen teisterden. Er was zoet water uit de duinen en van de vrij vlakke binnenduinen maakten ze bouwland.

De eerste officiële vermelding van Renesse staat in een oorkonde uit 1244. Graaf Willem II van Holland en Zeeland gaf toestemming aan de monniken van Ten Duinen om vrij van tol en ander lasten handel te drijven. Deze akte werd opgesteld in het huis van Costijn van Renesse. Deze ridder woonde in de eerste versie van het huidige slot Moermond.

Het ringdorp dat rond de Jacobuskerk ontstond, werd in die tijd Riethnesse genoemd, afgeleid van riet en landtong (nes of neus). De bijnaam voor de inwoners van Renesse is ‘zandloapers’. Een tweede, oudere spotnaam was ‘geitenbokken’. Vroeger had vrijwel iedereen een geit, die immers de koe van de armen was. En armoe was troef in de Westhoek. De grond was schraal en de akkers en weidegrond werden geregeld bedreigd door zandverstuivingen.

Aan het begin van de 20ste eeuw kwamen de eerste badgasten naar Renesse, onder hen bekende namen als Albert Plesman en Anton Pieck. In 1911 richtte een aantal vooruitstrevende notabelen de Vereeniging Renesse Vooruit op. Deze vereniging had tot doel vreemdelingen op de toeristische kwaliteiten van Renesse te wijzen. De verlenging van het tracé van de stoomtram Zijpe – Brouwershaven tot aan Burgh maakte Renesse vanaf 1915 aanzienlijk beter bereikbaar. Begin jaren twintig werd het eerste kampeerterrein aan de Hogezoom geopend: camping Bona-Fide, waar ook de eerste zomerhuisjes werden gebouwd.

Na de Watersnoodramp in 1953 kwam het Deltaplan en vanaf 1965 was het mogelijk om via de Grevelingendam het eiland met de brommer of met de auto te bereiken. Door de Watersnoodramp was de schrale landbouwgrond nog slechter van kwaliteit geworden. De eerste campings werden opgericht door boeren en fruittelers om extra inkomsten te genereren. Projectontwikkelaars kochten stukken grond en de eerste bungalowparken werden gebouwd.

Nederland herstelt van de Tweede Wereldoorlog en in de jaren zestig volgt een loonexplosie. Vanaf dat moment is vakantie niet meer exclusief voor de welgestelden. Dit is het begin van massatoerisme. De jongeren ontdekken massaal Renesse en komen op de brommer om hier vakantie met elkaar te vieren op het strand. Er heerst een stemming dat alles hier mag. Er is verder weinig te beleven. Al snel komen de eerste uitgaansgelegenheden.

Het toerisme ontwikkelt zich en er komen steeds meer recreatiebedrijven en horecagelegenheden. De jongeren voelen zich thuis in Renesse. Het dorp floreert en wordt een welvarend dorp. Vanaf 2000 verandert Renesse langzaam in een familiebadplaats. Er zijn grote gezinscampings boordevol activiteiten en faciliteiten voor kinderen. Je kunt op de terrasjes in het dorp ijsjes en pannenkoeken eten. De omgeving biedt alles wat de badgast zich kan wensen: je kunt eindeloos fietsen en wandelen. Je vindt hier ‘zeeën van ruimte en tijd voor jezelf’. Zeehonden liggen in groten getale op de zandbanken voor de kust en worden omarmd als welkome inwoners. En nog altijd is de grootste trekker het brede, rustige en schone strand.